2018 / 22 november : Ivo Rigter

Beperk alle beperkingen

In strafzaken van enig gewicht lijkt het een automatisme: het opleggen van beperkingen aan een verdachte. ‘Is dat eigenlijk wel nodig?’ is vaak de eerste gedachte die opkomt. ‘Direct een bezwaarschrift indienen’ meestal de tweede, maar dat ter zijde. De vraag naar de noodzaak van beperkingen is er een die de officier van justitie zich wat vaker zou moeten stellen. Want wat mij betreft is het antwoord op de vraag regelmatig: nee, beperkingen zijn ook in zwaardere strafzaken lang niet altijd nodig.

De officier van justitie kan aan een aangehouden verdachte beperkingen opleggen (in de volksmond: “alle beperkingen”). De wet (artikel 62 lid 2 Wetboek van Strafvordering) spreekt in dit geval over het bevelen van “maatregelen in het belang van het onderzoek”. Dit betekent in de praktijk dat de verdachte op geen enkele manier contact mag hebben met de buitenwereld: telefoneren en bezoek ontvangen is dan tijdelijk niet toegestaan. Ook televisie, radio of de krant zijn (meestal) in de ban. Die beperkingen gelden niet voor het contact tussen verdachte en zijn advocaat: die blijft in het belang van de verdediging vrije toegang houden tot zijn cliënt. Ook de advocaat moet echter rekening houden met de opgelegde beperkingen: hij mag met de buitenwereld niet over de zaak spreken. Zolang de beperkingen duren, heeft de advocaat dus ook voor bezorgde familie en relaties die hem benaderen om informatie over de zaak slechts een teleurstellend antwoord: ‘daar mag ik helaas niets over zeggen.’ Ook omgekeerd mag de advocaat belangwekkende berichten van vrienden/familie of op de zaaksgerelateerde informatie niet zomaar naar zijn cliënt doorspelen. Dit zet de relatie tussen advocaat, zijn cliënt en diens achterban onder druk. Het stuit wel eens op onbegrip, zeker wanneer die achterban in de media uitgebreid kennis heeft kunnen nemen van de zaak. Informatie over het aantal en de locatie van de aanhoudingen, de aard van de verdenking en de aangetroffen contrabande: het wordt door met name politiewoordvoerders vaker wel dan niet met de media gedeeld.

Opsporingsdiensten zouden in zaken waarin beperkingen zijn opgelegd veel terughoudender moeten zijn in het delen van informatie met de media. Of alle beperkingen achterwege laten, als men zo graag direct de onderzoeksbevindingen met de media wil delen. Het is wat mij betreft van-tweeën-één. Anders wordt een bevel beperkingen niets meer dan een nodeloze verzwaring van het voorarrest van de verdachte, en een zinloze belemmering voor de verdediging in strafzaken.